Op de wachtlijst

Belgische donororganen worden bij voorkeur getransplanteerd bij een Belgische ontvanger. Als er hier geen geschikte ontvanger is, worden de organen via Eurotransplant aangeboden aan patiënten uit een ander Eurotransplantland. 

De beslissing welke patiënten op de wachtlijst voor transplantatie komen, valt onder de verantwoordelijkheid van het transplantatiecentrum. De urgentiegraad – de kans dat iemand overlijdt als er geen transplantatie plaatsvindt –  en de overlevingskans na de ingreep zijn hierbij twee bepalende factoren. Verder moet het lichaam van de patiënt in voldoende medische conditie zijn zodat het lichaam de zware ingreep aankan. Na uitvoerig onderzoek wordt de patiënt dan op de wachtlijst gezet. De uiteindelijke toewijzing van een orgaan gebeurt door Eurotransplant. 

Het aantal patiënten die wachten op een transplantatie, stijgt ieder jaar. Verschillende factoren zoals type orgaan, urgentiestatus, HLA-typering en bloedgroep bepalen de uiteindelijke wachttijd voor orgaantransplantatie. Voor niertransplantatie bedraagt de gemiddelde wachttijd in België twee tot vier jaar. Voor lever-, hart-, en longtransplantatie wachten de patiënten gemiddeld zes tot twaalf maanden. 

Orgaantransplantatie is het slachtoffer van zijn eigen succes. Door de verbeterde operatietechnieken en medicatie kunnen steeds meer mensen geholpen worden met een transplantatie. Bijgevolg is er een grote toename op de wachtlijst, terwijl het aantal donoren quasi gelijk blijft. Er zijn dus momenteel meer mensen die een orgaan nodig hebben dan dat er donororganen beschikbaar zijn, ondanks de goede wetgeving in België. 

Op de wachtlijst staan, kan heel wat vragen oproepen. De patiënt kan geconfronteerd worden met verschillende twijfels. ‘Zal ik wel of niet in aanmerking komen voor een transplantatie? Zal het orgaan op tijd komen?’

Sommigen ervaren de nakende transplantatie als een nieuwe kans tot herstel, anderen voelen het als een zware belasting op hun persoonlijk en sociaal functioneren. De beleving van de wachtlijst wordt zeker bepaald door de eigen persoonlijke situatie, de verwachtingen, copingstrategiën en de vroegere ervaringen, ingesteldheid en omgevingsfactoren. 

Ondanks de onzekerheid en de belasting die een nakende transplantatie kan oproepen, zijn de meeste patiënten gemotiveerd om de transplantatie te ondergaan. 

Tijdens multidisciplinaire overlegmomenten met de verschillende teamleden (arts, verpleegkundige, sociaal werk, psychiater, psycholoog, kinesist, diëtist …) wordt ingeschat of de patiënt voldoende ziekte-inzicht, probleembesef heeft en zich kan aanpassen aan de hoge eisen die gesteld worden aan het leven na een transplantatie. 

In de gesprekken met de verschillende zorgverleners wordt op grond van het levensverhaal van de patiënt geprobeerd een indruk te krijgen over de manier waarop de patiënt bij eerdere problemen of ziekten functioneerde, de balans tussen draaglast en draagkracht in het dagelijkse leven wordt besproken. Ook de karakterstructuur van de patiënt (bijvoorbeeld verdraagt de patiënt het om hulp te vragen, of wil hij alles liever alleen oplossen?) wordt bekeken en zijn sociaal functioneren (hoe stabiel stond hij in zijn werkzaam leven, hoe evenwichtig zijn de relaties met anderen?) Andere belangrijke aandachtspunten zijn ziektebeleving, voorgeschiedenis van psychische problemen (angst, depressie, slaapproblemen, piekeren …) en middelengebruik (alcohol, rookgedrag). Tot slot wordt ook therapietrouw (afspraken nakomen, stipte medicatie-inname, leefregels volgen) bevraagd. 

Door de vroege detectie van psychosociale problemen kan er snel en op maat aangepaste begeleiding voorgesteld en opgestart worden.