Geschiedenis en toekomst van transplantatie
Orgaantransplantatie is van een louter experimentele behandeling uitgegroeid tot de voorkeursbehandeling voor terminaal orgaanfalen. Sinds de eerste succesvolle transplantatie in de jaren 50 vinden er wereldwijd tienduizenden transplantaties plaats. Naast de medische en chirurgische uitdagingen bevindt deze discipline zich ook te midden van ethische, legale en maatschappelijke spanningsvelden.
De geschiedenis van de transplantatie is een opeenvolging van vele pogingen die ver in de tijd teruggaan en een mooie weerspiegeling zijn van de verbeelding van de mens.
De twintigste eeuw is een belangrijke periode: de chirurgische technieken worden ontwikkeld en er ontstaat meer kennis over orgaanafstoting, immunosuppressie en bewaartechnieken.
De eerste succesvolle orgaantransplantatie ooit was een niertransplantatie bij een ééneiige tweeling. De ingreep werd in 1954 in Boston uitgevoerd door dr. Murray. Aangezien het weefsel van beide broers precies overeenkwam, kon er geen afstoting optreden. Doordat de medische wetenschap toen nog onvoldoende inzicht had in het menselijke afweersysteem, waren transplantatiepogingen bij niet-tweelingen destijds gedoemd om te mislukken.
De eerste niertransplantatie in UZ Leuven vond plaats in 1963. In datzelfde jaar vonden elders in de wereld de eerste long- en levertransplantatie plaats, gevolgd door de eerste pancreastransplantatie in 1966. Een jaar later, in 1967, mocht de Zuid-Afrikaanse hartchirurg Christiaan Barnard de eerste harttransplantatie op zijn naam schrijven. De ingreep kon op een enorme mediabelangstelling rekenen.
Maar ook in die periode waren de transplantaties nog weinig succesvol. De ingeplante organen werden meestal snel afgestoten, zodat het met de overleving pover gesteld was. Van de eerste honderd harttransplantatiepatiënten overleden er zestig binnen de week. De gemiddelde overlevingsduur bedroeg dertig dagen.
De geschiedenis van de levertransplantatie gaat terug tot de zestiger jaren van de vorige eeuw. In die periode werden de eerste drie levertransplantaties verricht door chirurg Thomas Starzl in het academisch ziekenhuis van de universiteit van Colorado in de Verenigde Staten. In Europa werd de eerste levertransplantatie verricht in 1968 door Sir Roy Calne in Cambridge.
Van 1951 tot 1963 werd er enkel getransplanteerd met hartdode donoren (donation after circulatory death (DCD)). De artsen Jean Morelle en Guy Alexandre van Leuven zijn de eerste om een paar criteria van hersendood te omschrijven gebaseerd op ‘coma dépassé’. In 1963 voeren ze voor het eerst een transplantatie uit met een nier van een hersendode donor. In 1968 werden de criteria om hersendood vast te stellen gedefinieerd.
De transplantatiegeneeskunde kwam pas echt goed uit de startblokken toen de medische wereld het mechanisme van afstoting beter ging begrijpen en zowel de chirurgische technieken als de medicatie beter werden. Heel belangrijk was de ontdekking van Cyclosporine in 1972, een geneesmiddel dat de afstotingsverschijnselen onderdrukt. Toen dat begin jaren tachtig op de markt kwam, stegen de overlevingskansen van de getransplanteerden aanzienlijk en zat het transplantatiegebeuren definitief in de lift.