Veelgestelde vragen

Donatie

Bekijk hier de pagina over hersendood.

Een hersendode donor is overleden. Dit overlijden werd vastgesteld op basis van neurologische criteria.  Een potentiële DCD-donor is een patiënt die overlijdt ten gevolge van een onomkeerbaar circulatoir arrest nadat besloten werd om de vitale supportieve therapie te stoppen. De grote meerderheid van de DCD-donoren zijn patiënten met dodelijke verwondingen, waarbij de beademing wordt gestopt en er een hartstilstand optreedt. Andere potentiële donoren zijn die patiënten waarbij de reanimatie na een hartstilstand geen succes heeft.

Iedereen kan donor zijn, er staat geen leeftijdgrens op. Op het moment van het overlijden zal er in overleg met de artsen bekeken worden welke organen bruikbaar zijn voor transplantatie. Belangrijk daarbij zijn de functie van de organen, de huidige situatie en de medische voorgeschiedenis van de patiënt. 

Oudste orgaandonoren per type orgaan:

  • Oudste hartdonor > 64 jaar
  • Oudste longdonor > 79 jaar
  • Oudste nierdonor > 79 jaar
  • Oudste leverdonor > 91 jaar

Een orgaantransplantatie is een ingreep waarbij - zoals vele andere operaties - het merendeel betaald wordt door het Riziv, met een opleg voor de patiënt. De kosten van de donatie worden gedragen door het Riziv.

De procedure om je als donor op te geven is heel eenvoudig. Je meldt je gewoon aan bij de dienst bevolking van je gemeentehuis/stadhuis. Daar hebben ze het speciale formulier –de verklaring van wilsuitdrukking - ter beschikking waarop je je keuze voor orgaandonatie kan laten vastleggen. Je keuze wordt dan opgenomen in het Rijksregister. Dat is belangrijk, want de transplantatiecoördinator raadpleegt het Rijksregister altijd wanneer een slachtoffer hersendood is, om na te gaan of de overledene donor is of niet.

Neen. Artikel 14 van de wet schrijft volstrekte anonimiteit voor. 
De identiteit van de ontvangers kan niet worden meegedeeld aan de nabestaanden van de donor. Wel kan de familie, als zij dit wenst, via de transplantatiecoördinator informatie krijgen over het resultaat van de transplantaties. 
Omgekeerd mag ook aan de ontvangers van de organen niet meegedeeld worden wie de donor was, wat zijn leeftijd is of wat de doodsoorzaak was. 

Stopzetting van vitale ondersteunende therapie is géén euthanasie. Het is een stopzetting van de behandeling omwille van therapeutische uitzichtloosheid. Daarentegen is euthanasie een ‘actieve’ procedure, gebaseerd op een wilsbeschikking van de patiënt. Therapiestop moet gebeuren in samenspraak met de familie en moet totaal onafhankelijk van de optie orgaan- en/of weefseldonatie  gebeuren. Met andere woorden als er geen orgaandonatie zou plaatsvinden, zou de therapie bij deze patiënt sowieso gestopt worden.

Rooms-katholieke kerk

De Rooms-katholieke kerk staat positief tegenover orgaandonatie. De katholieke ethiek ziet orgaandonatie als een goede daad zonder eigen belang, maar volledig gericht op de ander.

Donatie kan echter nooit als een plicht worden beschouwd.

Protestantse kerk

De protestantse kerken zien de afweging om organen te doneren in de eerste plaats als een persoonlijke kwestie. De meningen liggen genuanceerd. Zo staat volgens sommige stromingen de Bijbelse waarde van integriteit van het menselijk lichaam op gespannen voet met orgaandonatie.

De meer vrijzinnige richting ziet donatie vooral als een vorm van naastenliefde. Over het algemeen deelt men het standpunt dat het ontbreken van organen de wederopstanding niet in de weg staat.

Jehova

Jehova's getuigen vinden dat mensen individueel over donatie moeten beslissen. De Bijbel geeft daarvoor geen aanknopingspunten. Voorwaarde is wel dat bij transplantatie van organen of weefsels bij Jehova's getuigen geen donorbloed mag worden gebruikt.

Jodendom

Binnen de Joodse geloofsgemeenschap denkt de orthodoxe stroming duidelijk anders over orgaandonatie dan de liberalen. Laatstgenoemde stroming stelt de zorg voor het leven boven dat van de eer van het dode lichaam. De orthodoxe Joden zien donatie als een inbreuk op de integriteit van het lichaam, dat als aards omhulsel geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Er bestaat verschil in de visie over hersendood.

Islam

Binnen de verschillende richtingen van de lslam bestaat geen duidelijke overeenstemming over orgaandonatie. 

Een klein aantal Islamitische geleerden voorziet een absoluut verbod vanuit de overtuiging dat de mens zijn heilig bestaan heeft. Dat moet als dusdanig gerespecteerd worden, de mens is geen eigenaar van zijn organen. Ze worden beschouwd als God’s eigendom en daarom mag men er niet mee handelen zonder een duidelijke Islamitische wettelijke reden. 

De meerderheid van de hedendaagse geleerden hebben zich echter geschaard achter een andere opvatting. Deze opvatting voorziet de godsdienstige en geneeskundige mogelijkheid van de orgaandonatie en het toelaten van de transplantatie mits duidelijke voorwaarden. 

Volgens hen zijn er drie soorten van orgaantransplantaties: 

Het transplanteren van een orgaan uit een levend of overleden persoon naar een andere persoon.
Het transplanteren van een orgaan uit een dier naar een mens.
Het inplanten van kunstmatige organen bij mensen.
Daar hangen een aantal godsdienstige en geneeskundige voorwaarden aan vast. 

Het weg te nemen orgaan mag geen gevaar betekenen bij diegene die het afstaat.
Het afstaan van een orgaan gebeurt vrijwillig, zonder enige druk noch moreel noch financieel.
Het transplanteren van dat orgaan is de enige mogelijke geneeskundige actie om de ontvanger te genezen.
De zekerheid van het slagen van de ingreep bestaat, zowel van het wegnemen als die van het inplanten
Het is toegelaten mits het handelen volgens de volgende regels:

Het wegnemen van een orgaan van een overleden persoon om het leven te redden van een levende persoon die in nood is, is toegelaten, op voorwaarde dat de persoon van wie het weggenomen wordt volwassen is en in zijn leven al had goedkeuring gegeven.
Dat het orgaan weggenomen wordt van een dier dat eetbaar is en halal geslacht, of een ander dier indien de nood het verreist, om in te planten bij een persoon die in een noodtoestand verkeert.
Het wegnemen van een deel van een menselijke lichaam om het te transplanteren of ermee herstellingen in hetzelfde lichaam uit te voeren, zoals het wegnemen van een deel van huid of bot.
Het inplanten van kunstmatige organen in de mens zoals het hart en andere organen.

Boeddhisme 

Het Boeddhisme ziet het menselijk lichaam als een onverbrekelijk geheel van lichaam en geest.

De dood is het geleidelijke en natuurlijke verval van de eenheid 'geest-lichaam'. Orgaanuitname zou het lichaam onteren. Toch zijn er ook voorstanders. Zij wijzen op de binnen het Boeddhisme belangrijke deugd om medeleven met anderen te betonen.

Hindoeïsme
Volgens het Hindoeïsme leeft de ziel voort na de dood en wordt herboren in een nieuw lichaam.

Hoewel er scheiding van lichaam en ziel plaatsvindt, leeft de gedachte dat het lichaam na de dood ongeschonden dient te blijven. Er zijn echter geen religieuze verboden op orgaantransplantatie en voorstanders van orgaandonatie binnen het Hindoeïsme worden steeds talrijker. Vooral het idee dat men na de dood met het stoffelijk overschot iets kan doen voor een noodlijdende ander wint steeds meer terrein. Over het algemeen dient het individu zelf een besluit te nemen.

Naast organen worden ook weefsels getransplanteerd: hoornvlies, trommelvlies en gehoorbeentjes, huid (bv. voor brandwonden), hartkleppen, bloedvaten, bot en pezen. Deze weefsels kunnen langdurig opgeslagen blijven in weefselbanken. Het geven van bloed is de meest bekende en de eenvoudigste vorm van donorschap.

De eerste wet betreffende het wegnemen en transplanteren van organen en weefsels verscheen op 14 februari 1987 in het Belgisch Staatsblad. Die wet is gebaseerd op het principe dat elke overledene een mogelijke orgaandonor is, tenzij hij gedurende zijn leven uitdrukkelijk verzet heeft aangetekend tegen donatie.

Prelevatie is de medische term die gebruikt wordt om de operatie te omschrijven waarbij organen uit het lichaam van een donor worden verwijderd, om ze daarna te kunnen transplanteren bij de ontvanger.

Het is noodzakelijk dat de donor na de vaststelling van de hersendood verder kunstmatig wordt beademd, opdat alle vitale organen voor transplantatie bruikbaar zouden blijven. Vitale organen (hart, longen, lever, pancreas) zijn maar beperkt houdbaar in een specifieke vloeistof, omdat ze niet lang zonder bloedvoorziening en zuurstof kunnen. Voor weefsels is dat niet nodig.

In de wetgeving is daarover niets voorzien. Er bestaat dus geen mogelijkheid om het donorschap te aanvaarden voor bepaalde organen en te weigeren voor andere. Nochtans, wanneer een familielid, bij het gesprek over het voornemen van prelevatie, het moeilijk heeft met een bepaald orgaan, zal dit gerespecteerd worden.

Eurotransplant is een vzw die in 1968 is opgericht aan de universiteit van Leiden (Nederland). De voornaamste taak van Eurotransplant is het coördineren van de uitwisseling van organen voor transplantatie in de landen die met deze organisatie samenwerken (België, Nederland, Luxemburg, Duitsland Hongarije, Kroatië, Oostenrijk en Slovenië).

Alle mensen uit die landen die een orgaan nodig hebben worden ingeschreven op centrale lijsten. Organen die beschikbaar komen uit de samenwerkende landen, worden aan de hand van die lijsten verdeeld.

Alle kandidaten voor een transplantatie zitten met hun specifieke gegevens zoals bijvoorbeeld bloedgroep, gewicht en lengte in het computerbestand van Eurotransplant. Wanneer een orgaan ter beschikking komt, wordt een ontvanger aangewezen volgens objectieve gegevens, zoals bloedgroep, gewicht, weefseltypering enzovoort .Medische dringendheid en de evenredige verdeling volgens het aantal donoren per land spelen hierbij een belangrijke rol.

Het afstaan van organen en weefsels voor transplantatie mag nooit gebeuren met een winstoogmerk. Orgaanhandel is wettelijk dus absoluut verboden. Geregeld is er in de kranten sprake van orgaansmokkel. In arme landen zijn er vermoedens van orgaanhandel, maar harde bewijzen ontbreken meestal. Dit kan in West-Europa niet gebeuren door toedoen van Eurotransplant en gelijkaardige organisaties.

Orgaantransplantatie is het slachtoffer van zijn eigen succes: door de verbeterde operatietechnieken en medicatie kunnen steeds meer mensen geholpen worden met een transplantatie. Het aantal donoren is de laatste jaren gestegen, maar de vraag naar organen blijft groter dan het aanbod, ondanks de goede wetgeving in België.

Dit kan gebeuren op twee manieren:

  1. Iemand is overleden wanneer hart- en ademfuncties onherroepelijk uitgevallen zijn. Dit betekent dat men door reanimatie de bloedcirculatie onmogelijk terug op gang krijgt.
  2. Een tweede bepaling is hersendood. Dit is een toestand waarbij de hersenen afgestorven zijn. In een toestand van hersendood blijft het hart, mits kunstmatige ondersteuning, nog enkele uren functioneren. Maar deze toestand is onomkeerbaar. Het zijn deze overledenen die het meest in aanmerking komen voor orgaandonatie.

Elk ziekenhuis volgt een vaste procedure waarbij verschillende wetenschappelijke testen worden uitgevoerd om de dood ondubbelzinnig vast te stellen. Het is wettelijk bepaald dat drie onafhankelijke artsen, die niet bij het uiteindelijke transplantatieteam zijn betrokken, het overlijden moeten vaststellen. Bij een gewoon overlijden stelt slechts één arts de dood vast.

Elk orgaan wordt speciaal behandeld en onder koeling getransporteerd. Nieuwe bewaartechnieken voorzien in een bewaring in machines die de bloedsomloop nabootsen. Op die manier kunnen nieren 24 uur worden bewaard, het hart 4 uur, de longen 6 tot 8 uur en de lever 12 uur.

Gecombineerde transplantatie is mogelijk door organen van dezelfde donor te gebruiken. Zo worden hart-longtransplantaties, lever-niertransplantaties en andere combinaties uitgevoerd.

Neen. Vanaf het moment dat een patiënt hersendood verklaard is en men weet dat er kan worden overgegaan tot transplantatie, neemt het ziekenfonds van de kandidaat-ontvanger alle kosten op zich. De rekening die de nabestaanden ontvangen gaat dus enkel over de medische prestaties tot en met de vaststelling van de dood.

Sinds een wetswijziging in 2007 voorziet de wet dat nabestaanden zich niet uitdrukkelijk kunnen verzetten. Als de familie zich toch verzet, kunnen de artsen dit verzet naast zich neerleggen, maar het ook eerbiedigen. Let wel, de familie kan de artsen wijzen op het informeel uitgedrukte verzet van de overledene voor zover zij beschikt over een tastbaar bewijs daarvan. Duidelijke en open communicatie met de verwanten is dus heel belangrijk.

In België is bij wet beslist dat na het overlijden het lichaam van de overledene aan de maatschappij toebehoort en dus orgaandonor is. Iedereen die dit niet wenst, kan zich tijdens zijn leven hiertegen verzetten. Formeel verzet wordt bekendgemaakt via een formulier op het gemeentehuis. Dit wordt doorgegeven aan een databank van de FOD Volksgezondheid. Je kunt je ook op informele wijze verzetten tegen orgaandonatie (bv. briefje in portefeuille, gesprek, andere vormen van wilsverklaring …) Alle artsen die orgaandonatie met de familie bespreken, zijn verplicht om zich te informeren bij de familie of de donor op een formele wijze verzet heeft uitgedrukt.

Transplantatie

Er zijn momenteel veel meer mensen die een orgaan nodig hebben dan er donororganen beschikbaar zijn. Volgens objectieve criteria, waaronder medische dringendheid, wordt door Eurotransplant een wachtlijst opgesteld. Aan de hand van deze lijst worden de organen eerlijk verdeeld.

Een patiënt komt in aanmerking voor transplantatie als vaststaat dat het zieke orgaan het overleven van de patiënt binnen enkele maanden of jaren onmogelijk maakt. Verder moet het lichaam van de patiënt in een goede medische conditie zijn zodat het lichaam de zware ingreep aankan. Na uitvoerig onderzoek wordt hij dan op de wachtlijst geplaatst.

Elk menselijk lichaam heeft een natuurlijk afweersysteem en is daarom in staat om vreemde van eigen lichaamscellen te onderscheiden. Wanneer vreemde lichaamscellen worden opgemerkt, komt dit afweersysteem onmiddellijk in actie. Het afweermechanisme beschermt het lichaam tegen vreemde indringers zoals bacteriën en virussen, maar ook tegen lichaamsvreemde weefsels. Getransplanteerde organen worden door dit systeem als vreemd beschouwd waardoor het afweermechanisme in werking treedt en de nieuwe organen worden afgestoten.

Men merkt niet altijd dadelijk dat een afstoting plaatsvindt. Meestal zal de patiënt zich na een tijd zwakker voelen. Dit komt omdat het orgaan door afstoting wordt aangetast en daardoor minder goed gaat functioneren. De absolute zekerheid krijgt men pas na bloed- en/of weefselonderzoek (biopsie).

Het gebrek aan organen zou kunnen opgelost worden door organen van dieren te gebruiken, de zogenaamde ‘xenotransplantatie’. De organen van apen en varkens komen genetisch het meest in de buurt van de menselijke organen. De experimenten hebben echter nog geen bevredigende resultaten opgeleverd. Momenteel is het risico nog te groot wegens het gevaar van virusoverdracht van dier naar mens. Men werkt nu aan een programma voor het kweken van genetisch gemanipuleerde dieren, met het doel de organen nog meer te doen overeenkomen met de menselijke organen.

In uitzonderlijke gevallen en wanneer een orgaan nog in goede staat is en niet geleden heeft onder de immunosuppressiva (geneesmiddelen die de afstoting moeten verhinderen) kan het opnieuw getransplanteerd worden na overlijden van de getransplanteerde.

Er wordt geen rekening gehouden met geslacht. Het orgaan van een man kan naar een vrouw gaan en omgekeerd. De leeftijd hangt af van het type orgaan. De leeftijd op zich is geen reden om de transplantatie niet te laten plaatsvinden; er wordt wel gekeken naar een mogelijke match. Zo gaat het hart van een 80-jarige best niet naar een 20-jarige.

Een patiënt van wie het orgaan onherroepelijk faalt en die goede overlevingskansen heeft zodat hij na de transplantatie een kwalitatief leven kan leiden. 

De medische wereld heeft meer en meer ervaring met kunstorganen zoals een kunstnier of een hartpomp. Maar bij een kunstnier bijvoorbeeld is de overlevingskans minder groot dan bij een transplantatie. Een hartpomp is een tijdelijke oplossing tijdens het wachten op een transplantatie. 

Verder wordt er constant gezocht naar alternatieven, zoals een xenotransplantatie (transplantatie van dier naar mens), stamceltransplantatie of een transplantatie met artificiële organen. Maar al deze alternatieven zijn nog in de onderzoeksfase.

Niet alleen de afstoting is een risico na transplantatie, ook is er een hoog risico op infecties door bacteriën, virussen, schimmels en parasieten waarmee men rekening moet houden. In het geval van een ontstekingsreactie bestaat er een verhoogde kans op afstoting.

Ook is door het verzwakte afweersysteem, veroorzaakt door het innemen van geneesmiddelen tegen afstoting, de natuurlijke weerstand verlaagd en de kans op het ontstaan van kwaadaardige ziekten vergroot. Zo vormt bijvoorbeeld de zon een ernstig probleem voor de huid die veel gevoeliger is geworden voor huidkanker. Vandaar dat de controles na transplantatie zo belangrijk zijn.

Een ander risico wordt gevormd door de bijwerkingen van de medicijnen. Elke medicatie heeft goede en minder goede effecten. Vooral middelen tegen afstoting hebben hun specifieke bijwerkingen. Het is daarom van belang de medicatie goed te laten afstemmen door de artsen.

Uit ervaring blijkt dat het heel moeilijk is om na een transplantatie verzekeringen af te sluiten.

Het karakter wordt niet beïnvloed, maar de visie, de beleving van de realiteit en van het ziek-zijn kan wel veranderen. 

Frequente controles zijn levenslang nodig.  De medicatie en eventuele complicaties worden opgevolgd, de therapietrouw en de evolutie van het orgaan.  

Verder leven

Na de transplantatie kun je een aanzienlijke verbetering van je levenskwaliteit en overlevingskansen verwachten. Een bijna normaal sociaal leven, mogelijkheid tot veel zwaardere fysieke activiteit en eventuele hervatting van de vroegere job vallen weer onder de toekomstmogelijkheden.

Voor mensen die voor hun transplantatie zeer ziek waren, zullen ook veranderingen merkbaar zijn in hun gezin en vriendenkring.

Na een orgaantransplantatie kan de patiënt meestal reeds na enkele weken het ziekenhuis verlaten en na enkele maanden opnieuw een normaal leven leiden. Beroepsactiviteiten kunnen hervat worden als ook de artsen het er mee eens zijn en als men voldoende hersteld is. Ook sociale contacten kunnen weer gewoon plaatsvinden.

De getransplanteerde weet niet van wie het donororgaan komt. Dit is bij wet bepaald. Aan nabestaanden wordt evenmin verteld wie het donororgaan heeft ontvangen. Wel wordt hen meegedeeld, als zij erom vragen, hoe de transplantatie is verlopen en hoe het met de patiënt gaat. Het contact verloopt via de transplantatiecoördinator. Een eventuele anonieme dankbrief van de getransplanteerde aan de nabestaanden van de donor verloopt volgens dezelfde procedure.

Het karakter wordt niet beïnvloed, maar de visie, de beleving van de realiteit en van het ziek-zijn kan wel veranderen.

Uit ervaring blijkt dat het heel moeilijk is om na een transplantatie verzekeringen af te sluiten.

Frequente controles zijn levenslang nodig.  De medicatie en eventuele complicaties worden opgevolgd, de therapietrouw en de evolutie van het orgaan.

Wanneer de medische situatie stabiel is en de arts het er mee eens is, kan de getransplanteerde gerust opnieuw op vakantie. De eerste keer is het raadzaam om niet te ver van huis te gaan. Ook moet men de nodige voorzorgsmaatregelen nemen in verband met medicatie, hygiëne, voeding enzovoort. Daarom zijn avontuurlijke reizen in landen met beperkte hygiëne niet aan te bevelen.

Vermits zwangerschap en bevalling ingrijpende gebeurtenissen zijn, is het verstandig de specialist te raadplegen alvorens aan gezinsuitbreiding te denken. Bij alle transplantatievormen zijn zwangerschappen bekend. Het is dus wel mogelijk.

Na een transplantatie blijft de getransplanteerde met veel vragen achter over de vooruitgang van het herstel en over het leven na de transplantatie. De patiënten krijgen wel voldoende informatie, maar contact met een reeds vroeger getransplanteerde kan veel ongerustheid en zorgen wegnemen. Een begrijpende hand van een lotgenoot kan soms evenveel wonderen doen als de geruststellende woorden van een arts. Hetzelfde geldt voor personen die nog moeten getransplanteerd worden en wachten op een orgaan.